De Bhagavad Gita spreekt in vers 4.10 van bevrijding door vrijheid van drie fundamentele obstakels: gehechtheid (Raga), angst (Bhaya) en woede (Krodha). Deze worden beschouwd als de poorten tot spirituele degradatie, zei Swami Mitranandaji.
Raga (Bijlage) wordt gedefinieerd door de vergelijking ‘I+ik wil.’ Dit inherente verlangen creëert afhankelijkheid en verbindt ons aan externe objecten en ervaringen. het verwerven van een onbaatzuchtige verbinding.
Bhaya (Angst) komt voort uit onwetendheid en gehechtheid. Wanneer we gehecht zijn aan vergankelijke dingen, zijn we bang om ze te verliezen. Raja Bhartrihari, in zijn Vairagya Shatakam, stelt bondig, ‘Vairagya Eva Abhayam‘, wat betekent dat onthechting de enige onverschrokkenheid is. Dit benadrukt dat ware moed ligt in overstijgend gehechtheid. Geloof in het goddelijke en verwerving van kennis zijn krachtige tegengif om te vrezen. Door de vergankelijkheid van de materiële wereld te begrijpen en ons vertrouwen in een hogere macht te plaatsen, kunnen we de angsten overwinnen die ons pesten.
Krodha (woede) ontstaat wanneer onze verwachtingen botsen met de realiteit. Het is een reactie op waargenomen obstakels. Woede vertolt het intellect en verstoort ons geheugen en oordeel. Dit kan leiden tot destructieve acties, wat onszelf en anderen schade toebrengt. Hoewel woede af en toe nodig kan lijken in transactionele interacties (Vyavahara), het is essentieel om onderscheid te maken tussen het gebruik van woede als hulpmiddel en erdoor worden verteerd. Swami Chinmayananda merkte toepasselijk op: “Temper neemt je mee aan de problemen en trots houdt je daar.” Dit onderstreept het belang van het beheersen van onze woede, waardoor het wordt voorkomen dat deze in destructief gedrag spiraalt.
Door onthechting te cultiveren, angst te overwinnen door kennis en geloof en woede te beheersen, kunnen we de weg vrijmaken voor spirituele bevrijding.
Gepubliceerd – 19 maart 2025 05:23 AM IST